Op deze pagina hebben we een aantal filmpjes gezet die je helpen bij het leren van de slagen en bepaalde basis kennis zodat je nog meer plezier krijgt in tafeltennis. Op school mag je niet afkijken maar bij tafeltennis wel, kijk hoe anderen het doen en probeer uit wat jezelf kunt aanpassen om nog beter te worden. Achter iedere slag staat een moeilijkheid aangegegeven en probeer, zeker als beginner, met de makkelijkste slagen te beginnen. 1 Ster is de makkelijkst slag en 5 sterren de moeilijkste. Ben je nog geen lid van onze vereniging, vraag dan je vader of moeder of je een paar keer langs mag komen..... kijk bij de openingstijden wanneer je welkom bent om mee te trainen bij onze jeugdtrainers.

Basispositie (1 Ster)

Het ziet er allemaal heel eenvoudig uit en echt moeilijk is het ook niet. Maar om dit zo te blijven doen als je probeert een punt te maken kost je jaren. Want eerst moet je het batje goed vasthouden en dan moet je klaarstaan om de bal te ontvangen...... daarna moet je de bal nog terugslaan ook .... en dat allemaal tegelijk. Zoals met heel veel dingen gaat het uiteindelijk beter als je maar heel vaak oefent.

Batje vasthouden - 1 Ster Klaarstaan - 1 Ster
   

 Schuiven (1-3 Sterren)

De eerste twee slagen zijn Backhand schuiven en Forehand schuiven. Dit is een wat verdedigende slag om de bal in het spel te houden. Door de slag geef je backspin .... of tegen effect. Hierdoor zal de bal bij ontvangst iets afremmen en meer naar beneden (tafel of net) willen bewegen als het je batje raakt. Begin te oefenen met de backhand slag want deze is makkelijker te leren. Bij de forehand heb je in het begin het idee dat je hand en arm alle kanten opgaat. Rustig blijven oefenen en veel herhalen.

Forehand schuiven - 3 Sterren Backhand schuiven - 1 Ster
   

Contra (1-3 Sterren)

De volgende twee slagen zijn forehand en backhand contra. Dit is een aanvallende meest controlerende slag. Waar schuiven een tegen effect geeft, geven de contra slagen juist topspin aan de bal. Bij ontvangst en de stuiter op tafel zal de bal juist versnellen en als de bal op je batje komt zal deze omhoog willen springen. Het is dus belangrijk om op de stand van je batje te letten. Wil je dit leren dan is het verstandig om met de forehand te beginnen.... de meeste beginners vinden de forehand net iets makkelijker dan de backhand.

 Forehand contra - 2 Sterren  Backhand contra - 4 Ster
   

Effect (Theorie)

Bij de slagen contra en schuiven is gesproken over topspin en backspin. Dit noemen we ook wel effect en komt door de manier waarop je de bal raakt. Door het slaan van de val gaat deze vooruit (topspin) of juist achteruit (backspin) draaien. Door dit effect wil de bal juist omhoog springen of naar beneden gaan. Belangrijk is het om, als je begint, beide dezelfde slag te doen. Krijg je een geschoven bal, beantwoord deze dan ook met een schuifbal. Geeft je tegenstander een contra bal sla deze dan met contra terug.

Uiteraard is het mogelijk om als gevorderde het "effect" om te draaien maar hier heb je een ande slag voor nodig, de "Topspin of Loop"

Topspin
 Backspin
 Topspin  Backspin
Topspin - Het batje raakt of aait de bal aan aan de bovenkant. Hierdoor gaat de bal vooruit draaien. De vlucht (1) zal redelijk snel zijn en ook zal de bal (2) sneller dalen. Het toevoegen van extra topspin maakt het dus mogelijk om sneller te slaan maar toch de bal op tafel te krijgen door de snellere daling. Bij de stuit (3) zal de bal nog verder versnellen. Bij ontvangst (4) wil de bal juist omhoog, daarom is het belangrijk om de bal weer aan de bovenkant te raken door het batje te sluiten. Met sluiten bedoelen we dat de kant waar de bal het batje raakt naar de grond of tafel gericht is. Backspin - Bij backspin raakt of aait het batje de onderkant van de bal. Hierdoor gaat de bal achteruit draaien. De vlucht (1) van de bal zal meer een zweefvorm zijn. De bal wil eigenlijk omhoog door het effect maar zal door de zwaartekracht uiteindelijk dalen. De bal zal dus niet zo snel dalen als bij topspin en bij harder slaan en meer effect is de kans groter dat de bal over tafel gaat. Bij de stuit (3) zal de bal verder afremmen. omdat de bal bij ontvangst (4) juist naar beneden wil is het belangrijk om de bal aan de onderkant te raken en het batje open te houden. Met open bedoelen we dat de kant waar de bal het batje raakt naar boven is gericht.

Aktiviteiten